Meteen naar de inhoud

Vragen over stikstof (UPDATE: antwoorden van Provincie)

    De eindconclusies van het rapport “Meer meten, robuuster rekenen (2020)” van de commissie Hordijk geeft het adviescollege aan dat het rekeninstrument AERIUS Calculator niet doelgeschikt is en men zeer terughoudend dient te zijn met het toepassen van deze modellen voor zeer lokale beslissingen vanwege de hoge modelonzekerheid die Aerius met zich meebrengt.

    Verder is door een WOB-procedure van onderzoeksjournalist Jan Salden vastgesteld dat er over de eindconclusies van het rapport-Hordijk is onderhandeld door het ministerie van LNV en I&W inzake de modelaannames die zouden moeten gelden. Meer specifiek gaat dit over de 5 km-afkapgrens. De modelmetingen blijken sterk gericht op veeteelt maar voor vlieg- en wegverkeer, alsmede scheepvaart worden andere alsmede diverser normen gehanteerd. Desalniettemin zet de minister vol in op het uitkopen van boeren om de stikstof in de Natura2000 en andere NNN gebieden drastisch terug te brengen (Uitstoot stikstof moet in sommige gebieden 70 tot 80 procent omlaag – NRC) De verantwoordelijkheid voor de uitvoering komt bij de provincies. De vraag is nu hoe PNH hieraan uitvoering gaat geven mede gezien de aangetoonde ondeugdelijkheid van het Aerius systeem alsmede de wetenschap van de beïnvloeding van het ministerie waardoor de focus op met name de veehouderij is komen te liggen. Om aan de doelopdrachten te voldoen zou de provincie van deugdelijker metingen alsmede een bredere scope gebruik moeten gaan maken.

    Naar aanleiding van het advies van commissie-Hordijk is AERIUS Calculator aangepast, zo is daarin geen onderscheid meer in rekenafstand tussen verschillende stikstofbronnen. Met behulp van AERIUS Calculator wordt beoordeeld of een individueel project een natuurvergunning kan krijgen. Niet AERIUS Calculator maar AERIUS Monitor is een hulpmiddel voor het maken van stikstofbeleid. In AERIUS Monitor is de totale stikstofneerslag op onze Natura 2000-gebieden weergegeven inclusief de herkomst daarvan per sector. In AERIUS Monitor is geen sprake geweest van een onderscheid in rekenafstand.

    Verder heeft Het RIVM na het advies van commissie-Hordijk uitbreiding van het meetprogramma versneld (https://www.rivm.nl/stikstof/meten-berekenen-en-modelleren/uitbreiding-meetnet- stikstof). Jaarlijks worden AERIUS-producten geactualiseerd zodat de best beschikbare kennis in deze producten is toegepast. Dat neemt niet weg dat een (reken)model een vereenvoudiging is van de werkelijkheid. Uitkomsten daarvan hebben een eindige mate van zekerheid.

    VRAGEN INCLUSIEF BEANTWOORDING GEDEPUTEERDE STATEN

    Vraag 1:
    In welke natuurgebieden zijn er daadwerkelijke fysieke stikstofdepositie metingen gedaan met herkomst typering?
    a. Wat was hiervan het resultaat?

    Antwoord 1:
    Het RIVM doet verschillende type metingen om te bereken wat de stikstofneerslag is. Zoals vermeld op de website van het RIVM zijn de meetbronnen:

    • Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden waarmee de ammoniakconcentratie in 86 natuurgebieden wordt gemeten. De betreffende gebieden staan hier https://man.rivm.nl/#detailpopup. Aanvullend hierop zijn er 10 meetlocaties buiten natuurgebied;
    • Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), waarmee de concentratie en de natte neerslag van stikstofoxiden en ammoniak wordt gemeten. Het hele LML bestaat uit ongeveer 60 meetlocaties verspreid over heel Nederland.

    4 meetlocaties voor droge neerslag van ammoniak (NH3).

    De gemeten waarden zijn openbaar via de website van het RIVM. Met rekenmodel worden gemeten waarden doorgerekend naar stikstofneerslag per Natura 2000-gebied. Deze resultaten kunt u bijvoorbeeld zien in AERIUS Monitor (https://monitor.aerius.nl/).

    Aan stikstofoxiden of ammoniak is niet af te lezen waar het vandaan komt. Bekend is bij welke processen ammoniak en stikstofoxiden worden uitgestoten. Zo berekent het RIVM met een model de herkomst van de gemeten stikstofoxiden en ammoniak. Daarbij maakt zij gebruik van verschillende databronnen, waaronder emissieregistratie en de gecombineerde opgave bij het RVO. Ook het resultaat daarvan kunt u inzien op AERIUS Monitor.

    Vraag 2:
    In welke natuurgebieden zijn er bodemmonsters genomen en geanalyseerd op verzurende en vermestende stoffen?
    a. Wat waren hiervan de resultaten.

    Antwoord 2:
    Verzuring en vermesting van onze bodem wordt op verschillende manieren gemeten. Bijvoorbeeld met het TrendMeetnet Verzuring is van 1989 tot 2014 in natuurgebieden op zandgrond het grondwater gemonitord (150 locaties in Nederland https://www.rivm.nl/trendmeetnet- verzuring/locaties). Hieruit bleek dat, alhoewel minder dan voorheen, in deze periode nog steeds sprake was van (zie https://www.rivm.nl/trendmeetnet-verzuring/resultaten/relatie-).

    Vraag 3:
    Tot hoever kan Nh3 emissie van een veehouderijbedrijf leiden tot depositie op omliggende natuur?

    Antwoord 3:
    Uitgestoten ammoniak kan kilometers vanaf de bron neerslaan. Echter des te verder van de bron, des te sterker deze ammoniak verdund is in de atmosfeer. Dat betekent dat stikstofuitstoot van een veehouderij dicht bij een Natura 2000-gebied meer stikstofneerslag veroorzaakt op dat gebied dan een vergelijkbare veehouderij die verder weg ligt van Natura 2000-gebied. Een uitgebreid antwoord op deze vraag staat op deze pagina van het RIVM https://www.rivm.nl/stikstof/vragen- en-antwoorden-over-stikstof-en-ammoniak.

    Vraag 4:
    Welke onnauwkeurigheid heeft Aerius op een schaal van 500×500 meter?

    Antwoord 4:
    Dit betreft een technische vraag over AERIUS Calculator dan wel AERIUS Monitor die nader gespecificeerd dient te worden om deze gericht te kunnen beantwoorden. Het RIVM is beheerder van de AERIUS-producten. Technische vragen kunt u stellen aan de Helpdesk Stikstof en Natura 2000 (https://www.bij12.nl/onderwerpen/stikstof-en-natura2000/informatiepunt-stikstof-en- natura-2000/helpdesk/).

    Vraag 5:
    Circa 50% van de zogenaamde stikstofgevoelige natuur ligt op grond waar dertig jaar terug nog koeien liepen of snijmais stond. Uitbreiding van het areaal natuur geeft dus uitbreiding areaal stikstofgevoelig gebied en dus nog meer snippers waar in te hanteren modellen in potentie stikstofdepositie van nabijgelegen (25km) activiteiten terecht zal komen. Is nagedacht over de gevolgen van boeren uitkopen en nieuwe natuur maken waardoor het stikstofgevoelige areaal juist groter ipv kleiner wordt?

    Antwoord 5:
    Ja, wij denken na over gevolgen van maatregelen die wij nemen. Gebieden zijn als Natura 2000- gebied aangewezen, omdat daar al ten tijde van aanwijzing natuurwaarden voorkwamen die beschermd moesten worden om achteruitgang van biodiversiteit in Europa te stoppen. Het betreft natuurtypen die op Europese schaal de moeite van het beschermen waard zijn. In sommige Natura 2000-gebieden ligt daarnaast nog een restantopgave voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN), waardoor daar wordt gewerkt aan uitbreiding van het natuurareaal. Dit verandert echter niet de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Met het verbeteren van de biodiversiteit kunnen we ook de impasse die is ontstaan ten aanzien van stikstof, doorbreken. Hiermee is zowel de biodiversiteit gediend, als de ruimtelijk-economische ontwikkeling in Nederland.

    Vraag 6:
    Wordt hierbij rekening gehouden met de geprognosticeerde bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande bouwopgaven wetende dat juist verstedelijkte omgevingen de grootste bron van stikstofuitstoot zijn?

    Antwoord 6:
    Ja, bij maatregelen die wij nemen houden wij rekening met de woningbouwopgave. Anders dan u aangeeft is de grootste bron van stikstofuitstoot in Nederland de veehouderij. Dit is bijvoorbeeld weergegeven in figuur 1 op pagina 7 van “Factsheet emissies en depositie van stikstof in Nederland” gepubliceerd door het TNO (https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=1b9e9847-cb38-444e-9a18- bcbb565a37a8&title=Stikstofproblematiek%20- %20emissies%20en%20depositie%20van%20stikstof%20in%20Nederland%20-%20TNO.pdf).

    Vraag 7:
    In PNH gaan we tot nog toe uit van vrijwilligheid bij uitkoop. Is er een indicatie te geven van (boeren)bedrijven die hier in geïnteresseerd zijn. Zijn er activiteiten ondernomen of staan er activiteiten in de steigers om dit in kaart te brengen?

    Antwoord 7:
    Ons vertrekpunt is inderdaad vrijwilligheid, hoewel ons college ook onteigening niet uitsluit. Voor ons grondbeleid verwijzen we onder andere naar de Realisatiestrategie Natuurnetwerk Nederland en de Strategie Noord-Holland aanpak stikstofproblematiek 2021-2022 waarover wij u hebben geïnformeerd (brief met kenmerk: 1444638/1444647 en brief met kenmerk: 1586466/1586470). Via de gebiedsprocessen staan wij voortdurend in contact met agrarische ondernemers om met hen te spreken over de doelen in hun gebieden.

    Vraag 8:
    Wordt er rekening gehouden met de enorme proceskosten en langdurige trajecten alsmede maatschappelijke onrust (huidige situatie Zuid Kennemerland ivbm aanwijzing NNN) die ontstaat als onverhoopt toch tot gedwongen onteigening wordt overgegaan? Worden hiervoor reserveringen gemaakt? En zo ja welke budgetten worden hiervoor aangewend?

    Antwoord 8:
    Ja, proceskosten zijn een standaard onderdeel van de projectbudgetten die worden geraamd via het Programma Natuurnetwerk (PNN), dat jaarlijks door uw Staten wordt vastgesteld. De dekking hiervan komt uit verschillende financieringsbronnen, zoals per project wordt toegelicht in het PNN. Overigens houden wij altijd in het oog dat de proceskosten in een redelijke verhouding moeten staan tot de omvang van het project. Daarnaast heeft het niet-behalen van o.a. een gunstige staat van instandhouding van onze natuur, goede waterkwaliteit en klimaatdoelen een grote impact op de kwaliteit van de leefomgeving van ons allen, wat evenzeer gepaard gaat met proceskosten.

    Vraag 9:
    Door de stichting NEWmob is recent een verzoek bij PNH ingediend om alle stikstof genererende activiteiten in Natura2000 gebieden direct te stoppen. Wij kunnen ons voorstellen dat dit grote maatschappelijke onrust teweeg brengt en allerlei door PNH ingeschakelde Eco organisaties in financiële problemen kan brengen. Een van de bijlagen in het rapport verwijst naar recent wetenschappelijk onderzoek door de Universiteit van Gent naar hondenontlasting met als conclusie “Our estimated dog N and P fertilization rates in peri-urban forests and nature are substantial. Such levels of nutrient inputs may considerably influence biodiversity and ecosystem functioning, and co-determine restoration outcomes. Our results underpin the need for managers and policy makers to more often (i) consider currently neglected nutrient inputs by dogs in management plans and restoration goals” Heeft GS kennis van dit onderzoek? Is deze conclusie een overweging om naast veehouderij meerdere “natuurlijke” stikstofuitstoters mee te nemen in verminderen stikstof belasting van Natura2000 gebieden? Wordt eventueel uitkoop van hondenbezitters overwogen?

    Antwoord 9:
    Ja, wij hebben kennisgenomen van dit onderzoek. Wij wegen het door u aangehaalde onderzoek mee bij het opstellen van stikstofreductiemaatregelen per gebied.